+ + Oude Testament + Deuterocanonieke boeken + Nieuwe Testament
Romeinen
1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15 16 52 %
Rom. 6
6:1 Wat 1) zullen wij dan zeggen?
Moeten we in de zonde volharden om de genade laten toenemen?
2 Dat nooit!
Zij die voor de zonde gestorven zijn, hoe zullen zij daarin nog leven?
3 Of weten jullie niet
dat wij allen die in Christus Jezus gedoopt zijn, in zijn dood gedoopt zijn?
4 Wij zijn dan met hem begraven door de doop in de dood,
opdat evenals Christus uit de doden is opgewekt door de heerlijkheid van de Vader,
zo ook wij in een nieuw leven zouden wandelen.
5 Want als wij verenigd zijn in dezelfde dood als hij,
dan zullen wij ook aan hem gelijk zijn in zijn opstanding.
6 Dit wetende,
dat onze oude mens met hem gekruisigd is,
opdat het zondige lichaam uitgeschakeld zou worden,
en wij niet meer slaaf 2) van de zonde zouden zijn.
7 Want wie gestorven is, is gerechtvaardigd van de zonde.
8 Als wij nu met Christus gestorven zijn,
geloven wij dat wij ook met hem zullen leven.
9 omdat we weten dat Christus die uit de doden is opgewekt, niet meer sterft;
de dood is geen heer 3) meer over hem.
10 Want wat gestorven is, is voor de zonde voor altijd gestorven,
en wat leeft, leeft voor God.

11 Zo dienen ook jullie jezelf te beschouwen:
dat jullie dood bent voor de zonde,
maar levend voor God in Christus Jezus.
12 Laat dan niet de zonde in jullie sterfelijk lichaam koning zijn 4)
om aan de begeerten daarvan te gehoorzamen.
13 En stel jullie ledematen niet ter beschikking,
als instrumenten van ongerechtigheid, aan de zonde,
stel jullie zelf ter beschikking aan God als mensen die uit de doden levend geworden zijn
en laat jullie ledematen instrumenten van gerechtigheid zijn voor God.
14 Want de zonde zal over jullie geen heer zijn,
want jullie zijn niet onder de wet, maar onder de genade.

16 Weten 5) jullie dan niet
als je jezelf beschikbaar stelt 6),
dat je dan slaaf bent om te gehoorzamen?
Dat jullie dan slaaf zijn voor degene die jullie gehoorzamen?
Hetzij aan de zonde die tot de dood leidt,
het zij aan de gehoorzaamheid die tot gerechtigheid leidt.
17 Maar God zij dank,
jullie waren slaven van de zonde,
maar nu zijn jullie van harte gehoorzaam geworden
aan dat karakter van onderricht waaraan jullie je hebt overgegeven.
18 Vrijgemaakt van de zonde
zijn jullie dienstbaar geworden aan de gerechtigheid.
19 Ik zeg het menselijk vanwege de zwakheid van jullie vlees.
Want zoals jullie je leden beschikbaar hebt gesteld
in dienst van de onreinheid,
dat wil zeggen: de wetteloosheid tot nog meer wetteloosheid,
zo hebben jullie je leden nu beschikbaar gesteld,
in dienst van de gerechtigheid tot heiliging.
20 Want toen jullie slaaf waren van de zonde
waren jullie vrij ten opzichte 7) van de gerechtigheid.
21 Wat voor vrucht hadden jullie toen?
Waar jullie je nu kapot voor schamen 8),
die immers leiden tot de dood?
22 Nu echter, omdat jullie bevrijd zijn van de zonde,
en dienstbaar geworden aan God,
hebben jullie vrucht tot heiliging,
die leidt tot het eeuwig leven.
23 Want het loon van de zonde is de dood.
maar de genadegave van God is het eeuwig leven,
in (de gemeenschap met) Christus Jezus onze Heer.

1vertaling van Nico Riemersma
2δουλεύω heb ik vertaald met 'slaaf zijn'.
3vs 9 en 14 - het antoniem van δουλεύω: κυριεύω heb ik vertaald met 'heer zijn'.
4βασιλεύω heb ik vertaald met 'koning zijn'.
5vertaling van Joop Zuur
6παρίστημι als beschikbaar stellen.
7τῇ δικαιοσύνῃ - de dativus liever (met HSV) ‘ten opzichte van’, dan, (met NB) ‘vrij van de gerechtigheid’).
8ἐπαισχύνομαι